Noch zelf noch rijkdom kan worden gemeten in wat je consumeert of bezit.
Rolf Potts[1]

Yin en Yang zijn de twee Chinese termen die verwijzen naar twee onderdelen van een Daoïstisch symbool. Het symbool, dat zeer handig ‘yin-yangsymbool’ wordt genoemd, is een cirkel met daarin twee slangachtige vormen, één zwart en één wit. Het symbool staat voor het leven maar ook voor hoe te leven. Het bestaat uit de twee ultieme categorieën van realiteit: orde en chaos, maar het witte (yin) en het zwarte (yang) vlak betekenen meer dingen. Yin staat voor het vrouwelijke, de maan, kou, haat, stilte en duisternis. Yang staat voor het mannelijke, de zon, warmte, liefde, beweging en licht. Het is juist een krachtig symbool omdat het laat zien dat het ene niet zonder het andere kan bestaan. Het witte vlak bevat een zwarte stip. Het zwarte vlak bevat een witte. Chaos kan door een klein sprankje orde weer herstellen. Orde kan door iets kleins ontaarden in chaos. En dan zijn er nog de twee vlakken die precies in elkaar passen. Het symbool bevat een vloeiende grenslijn tussen wit en zwart, zwart en wit[2]. Het is zo’n krachtig symbool omdat het aangeeft dat het leven (en de juiste manier van leven), volgens het daoïsme, een samenwerking tussen de twee is. De realiteit bestaat uit wat er is en alle mogelijke mogelijkheden. Precies op de grens tussen de twee kleuren is waar de zin van het leven te vinden is.

Op de grens van wit en zwart is ook waar de kunsten zich bevinden. De auteur Steven Pressfield vergelijkt in zijn boek The war of art[3] de amateur met de professional. Het woord amateur, afgeleid van amare, dat liefhebben betekent, zou kunnen wijzen op de beweegredenen van de amateur om iets te doen: vanwege de liefde voor de bezigheid (en niets anders). Pressfield veegt echter de etymologie van tafel en draait het, zonder opgaaf van reden, om: hij noemt de professionals juist mensen die zich geen zorgen maken om wat anderen van ze vinden en amateurs juist mensen die dat wel doen. Want anders waren die amateurs wel professionals toch?

Laten we het even recht zetten: het onderdeel pro betekent vooraf en fessio staat voor een gelofte, een eed. Een professional is iemand die van tevoren een zekere standaard belooft. Het is iemand die volgens voorwaarden werkt, iemand van wie je een zekere kwaliteit kunt verwachten. Er zit zo juist in het woord een bepaalde afhankelijkheid tussen twee partijen opgesloten. Dit in tegenstelling tot de amateur, degene die liefheeft en zich niet bekommert over andere individuen.

Wie maakt zich dan druk om de mening van anderen? De professional of de amateur?

Hoewel Pressfield het wat mij betreft precies fout heeft in zijn vergelijkingen tussen amateurs en professionals (niet de amateur maar juist de professional heeft grandioze fantasieën), geeft hij wel heldere inzichten over wat de opdracht of de beweegreden van de kunstenaar is. Hij legt uit dat mensen miljoenen jaren als sociale wezens hebben geleefd: het belang van de groep en de soort stond voorop. Tot er een paar duizend jaar geleden iemand het idee van individualiteit en vrijheid opperde, begrippen en ideeën die pas een paar honderd jaar geleden tijdens de Verlichting extra veel aandacht kregen. Misschien is het wel aan de kunstenaar om zich constant af te vragen hoe is om een vrij individu te zijn en wat er dan gedaan moet worden. Misschien is iedere kunstuiting wel een mogelijk antwoord op die vraag, maar wel steeds het verkeerde.

De Franse filosoof Roland Barthes beschrijft de verschillen tussen amateurs en professionals als volgt:

De amateur wordt niet noodzakelijkerwijs gedefinieerd door een mindere kennis, een onvolmaakte techniek... maar veeleer hierdoor: hij is degene die niet tentoonstelt, degene die niet van zich laat horen. De betekenis van deze verduistering is als volgt: de amateur probeert alleen zijn eigen genot te produceren. (…) als hij eenmaal exposeert en van zich laat horen, als hij eenmaal een publiek heeft, moet zijn plezier in het reine komen met een ‘beeld’, dat is het discours dat de Ander biedt over wat hij doet.[4]

De amateur is juist iemand die het hartstikke goed begrepen heeft (wellicht zonder dat zij haar best deed om iets te begrijpen). Iemand die snapt dat vooraf afspreken wat je gaat doen en tot welke categorie het behoort, juist ervoor zorgt dat iedereen zich tegen je werk aan gaat zitten bemoeien. De amateur begrijpt dat de remedie tegen de anxiety, die ontstaat door te bewegen in een hiërarchie, is om buiten de hiërarchie te stappen. En daar is Pressfield het dan ook weer mee eens. Volgens hem is het het ego dat ons in die hiërarchieën drukt: wedijveren met anderen, vechten om naar boven te komen, de status quo verdedigen tegen aanvallen van onder, geluk en succes meten en acteren naar anderen op basis van rangorde en het evalueren van acties op basis van het effect op anderen.

De kunstenaar is een non-confirmist bij uitstek. Iemand die ‘zich weigert te specialiseren, terwijl dat van bijna ieder ander beroep werd geëist in het kader van een steeds radicalere arbeidsdeling’[5].

Hij is degene die iets te doen heeft wat nergens voorgeschreven staat, in tegenstelling tot zijn medemensen, die maar al te goed weten wat iedere dag hen brengt – wat tegelijk een vloek en een geruststelling is.[6]

We kunnen kunst dus niet vastleggen. We kunnen het niet verkopen. Er zijn geen sequels in kunst. Geen featurings.

De kunstenaar is precies niet degene die maakte waar we eigenlijk allemaal al behoefte aan hadden, gepresenteerd in de vorm die we al kenden, in een herkenbare stijl, uitgevoerd door bekende populaire mensen, in samenwerking met die multinational, met een prachtig budget vermarkt op populaire platforms en plekken. Integendeel. We weten nog niet wie en wat de kunstenaar is.


Rolf Potts — Vagabonding ↩︎

Ik gebruik hiervoor de uitleg van Jordan Peterson in de H3 podcast. ↩︎

Steven Pressfield — The war of art ↩︎

Roland Barthes in een tekst over de kunstenaar Bernard Réquichot, ‘Réquichot and his Body’, in: The Responsibility of Forms: Critical Essays on Music, Art, and Representation, Berkeley/Los Angeles, University of California Press, 1991, p.230 ↩︎

Peter Bürger ↩︎

Dirk Lauwaert — De Roeping, De Kunstenaar en hun Carrière, [https://www.dewitteraaf.be/artikel/detail/nl/2858] ↩︎